fluctueerde

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  fluctueerde    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • fluc·tu·eer·de

Werkwoord

vervoeging van
fluctueren

fluctueerde

  1. enkelvoud verleden tijd van fluctueren
    • Ik fluctueerde. 
    • Jij fluctueerde. 
    • Hij, zij, het fluctueerde. 

Gangbaarheid

  • Het woord fluctueerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.