foefje

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  foefje    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • foef·je
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘truc’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1789 [1]

Zelfstandig naamwoord

hetfoefjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord foef

Gangbaarheid

  • Het woord foefje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.