foetert
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: foetert (hulp, bestand)
Woordafbreking
- foe·tert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
foeteren |
foetert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van foeteren
- Jij foetert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van foeteren
- Hij foetert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van foeteren
- Foetert!
- ▸ Bornerbroeker Jan Bartels toont het document met brisante inhoud. Voor hem is het nu zo klaar als een klontje. „Het móest de gekozen variant worden. Nu het hier zwart-op-wit staat, is het klip en klaar. Alles was voorgekookt. Het is van de zotte”, foetert de voorzitter van Dorpsbelangen Bornerbroek.[1]
Gangbaarheid
- Het woord foetert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Henk Bouwhuis“Explosief document sterkt vermoedens Bornerbroek: ‘Zie je wel, de rondweg om Zenderen is doorgestoken kaart’” (29-06-2022), Tubantia
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.