foetert

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  foetert    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • foe·tert

Werkwoord

vervoeging van
foeteren

foetert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van foeteren
    • Jij foetert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van foeteren
    • Hij foetert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van foeteren
    • Foetert! 
     Bornerbroeker Jan Bartels toont het document met brisante inhoud. Voor hem is het nu zo klaar als een klontje. „Het móest de gekozen variant worden. Nu het hier zwart-op-wit staat, is het klip en klaar. Alles was voorgekookt. Het is van de zotte”, foetert de voorzitter van Dorpsbelangen Bornerbroek.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord foetert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    Henk Bouwhuis
    “Explosief document sterkt vermoedens Bornerbroek: ‘Zie je wel, de rondweg om Zenderen is doorgestoken kaart’” (29-06-2022), Tubantia
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.