fonceerde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: fonceerde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- fon·ceer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
fonceren |
fonceerde
- enkelvoud verleden tijd van fonceren
- Ik fonceerde.
- Jij fonceerde.
- Hij, zij, het fonceerde.
- Ik fonceerde.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.