fonceerde

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  fonceerde    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • fon·ceer·de

Werkwoord

vervoeging van
fonceren

fonceerde

  1. enkelvoud verleden tijd van fonceren
    • Ik fonceerde. 
    • Jij fonceerde. 
    • Hij, zij, het fonceerde. 
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.