forrige

Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /ˡfɔɾːɪə/
Woordafbreking
  • for·ri·ge
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig uit het Nederduits.
Naar frequentie 1148

Bijvoeglijk naamwoord

forrige

  1. afgelopen, jongstleden, laatst, verleden, voorafgaand, vorig
    «Det forrige brevet han sendte, var lengre enn det siste.»
    De voorafgaande brief die hij stuurde, was langer dan de laatste.
Verbuiging
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud forrige
o enkelvoud forrige
meervoud forrige
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
forrige
Synoniemen
Typische woordcombinaties
  • i forrige uke
vorige week
  • i forrige århundre
vorige eeuw
  • hennes forrige mann
haar vorige echtgenoot
  • ikke sist søndag, men forrige
niet afgelopen zondag, maar de vorige
Uitdrukkingen en gezegden
  • forrige gang
laatste keer
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.