freír

Spaans

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
freír
freía
freído
volledig

Werkwoord

freír

Woordafbreking
  • fre·ir
  1. overgankelijk (kookkunst) bakken, braden, frituren
  2. treiteren, plagen
Synoniemen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.