gastrisch

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gastrisch    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • gas·trisch
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Latijn
  • afgeleid van het Griekse γαστήρ 'gastèr' (maag, buik) met het achtervoegsel -isch [1]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen gastrischgastrischer
verbogen gastrischegastrischere
partitief gastrischgastrischers-

Bijvoeglijk naamwoord

gastrisch [2]

  1. (medisch) betrekking hebbend op de maag
  2. (medisch) betrekking hebbend op de spijsvertering
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord gastrisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
38 %van de Nederlanders;
54 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.