geïsoleerd

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  geïsoleerd    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ge·iso·leerd
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van: isoleren…
verbogen vorm: geïsoleerde

geïsoleerd

  1. voltooid deelwoord van isoleren
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen geïsoleerdgeïsoleerdergeïsoleerdst
verbogen geïsoleerdegeïsoleerderegeïsoleerdste
partitief geïsoleerdsgeïsoleerders-

Bijvoeglijk naamwoord

geïsoleerd

  1. afgezonderd van de omgeving
    • De besmettelijke patiënt moest in een geïsoleerde kamer worden behandeld. 
    • Het goed geïsoleerde huis was makkelijk te verwarmen. 
  2. ver weg van alles en iedereen
    • Hij woonde in een geïsoleerd dorpje in de bergen. 
     Deze conclusie, zijn verklaring van plichtsbesef en de resten van zijn garnalensoesje spoelde hij weg met een grote slok zoete witte wijn, terwijl ik bleef zitten met de vraag hoe hij vanuit dit geïsoleerde hotel, dat op honderden kilometers van zee lag, leiding gaf aan een intercontinentaal georiënteerd maritiem bedrijf, maar ik durfde het niet te vragen, want hij had alweer een nieuw roesje in zijn mond gestopt.[1]

Meer informatie

Gangbaarheid

  • Het woord geïsoleerd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 30
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.