gebouwd

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gebouwd    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɣəˈbɑut/ (2 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /χəˈbʌʊt/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ɣəˈbʌʊt/
Woordafbreking
  • ge·bouwd
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van: bouwen…
verbogen vorm: gebouwde

gebouwd

  1. voltooid deelwoord van bouwen
Antoniemen
stellend
onverbogen gebouwd
verbogen gebouwde
partitief gebouwds

Bijvoeglijk naamwoord

gebouwd

  1. in het bezit van de genoemde lichaamsbouw
  2. met de aangegeven manier constructie
Hyponiemen

Gangbaarheid

  • Het woord gebouwd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.