gespen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gespen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɣɛspə(n)/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • ges·pen
Woordherkomst en -opbouw
  • ww: afgeleid van  gesp zn  met het achtervoegsel -en [1] [2]
  • zn:  gesp zn  met de uitgang -en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
gespen
gespte
gegespt
zwak -t volledig

Werkwoord

  1. overgankelijk bevestigen met behulp van een beugel waarin een riem of lint wordt vastgeklemd
     Bestuurder en bijrijder hebben genoeg ruimte. Achterin is het anders: daar heb je alleen iets te zoeken wanneer je een kind in een zitje wilt gespen of er een paar tassen wilt neerzetten.[3]
Afgeleide begrippen

Zelfstandig naamwoord

degespenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord gesp
     De Engelse tas is gemaakt van rood kalfsleer met zilverkleurige gespen en versierd met een zwarte hanger van bont, geïnspireerd op de hoeden die de Engelse wachters dragen.[4]

Gangbaarheid

  • Het woord gespen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
91 %van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. gespen op website: Etymologiebank.nl
  3. Weblink bron “Elektrisch rijden wordt met Dacia Spring echt goedkoop” (29 maart 2021) op nu.nl
  4. Weblink bron “Hermès viert jubileum met tassenveiling” (4 april 2012) op nu.nl
  5. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.