gewoond

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gewoond    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɣəˈwont/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • ge·woond
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van: wonen…
verbogen vorm: gewoonde

gewoond

  1. voltooid deelwoord van wonen
     Ik heb nooit alleen gewoond, ik ben altijd met anderen op pad en ik ga met mijn gezin op vakantie of met vrienden een weekendje weg. Een doodgewone veertiger met een eigen bedrijf, twintig jaar getrouwd, vader van drie, die elke zondag het gras maait.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord gewoond staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.