gräs

Niet te verwarren met: gras

Zweeds

Uitspraak
  • Geluid:  gräs    (hulp, bestand)
  • IPA: /grɛːs/
Woordafbreking
  • gräs

Zelfstandig naamwoord

gräs o

  1. (plantkunde) gras
Verbuiging
gräs enkelvoud meervoud
  onbepaald bepaald onbepaald bepaald
  nominatief     gräs     gräset     gräs     gräsen  
  genitief     gräs     gräsets     gräs     gräsens  
Afgeleide begrippen
  • gräshoppa, gräsklippare, gräslök, gräsmatta, gräsplätt, grässlätt, grässtrå, sjögräs
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.