groeide

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  groeide    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • groei·de

Werkwoord

vervoeging van
groeien

groeide

  1. enkelvoud verleden tijd van groeien
    • Ik groeide. 
    • Jij groeide. 
    • Hij, zij, het groeide. 
     De dagen daarna sliep ik steeds alleen, en langzaam maar zeker groeide mijn zelfvertrouwen.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord groeide staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.