gutsen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gutsen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • gut·sen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘in stromen neervloeien’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1659 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
gutsen
gutste
gegutst
zwak -t volledig

Werkwoord

gutsen

  1. overgankelijk met een guts bewerken
    • De gespleten stukken riet werden eerst gegutst en daarna begon het snijwerk. 
  2. ergatief met grote golven naar buiten stromen
    • Het bloed was al enige tijd uit de wond gegutst, voordat de arm afgebonden kon worden. 

Zelfstandig naamwoord

degutsenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord guts

Gangbaarheid

  • Het woord gutsen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
92 %van de Nederlanders;
84 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.