håpe

Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /ˡhoːpə/
Woordafbreking
  • hå·pe
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Nederduitse werkwoord hopen.
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
håpe
håper
håpet
håpa
håpet
håpa
Klasse 1 zwak optioneel
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
håpe
håper
håpte
håpt
Klasse 2 zwak optioneel

Werkwoord

håpe

  1. overgankelijk hopen
    «Jeg både håper og tror at planen vil lykkes.»
    Ik hoop en geloof dat het plan zal slagen.
Afgeleide begrippen
  • håpefull, håpløs

Werkwoord

håpe

  1. overgankelijk hopen op
    «Vi håper på godt vær.»
    We hopen op goed weer.


Nynorsk

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /ˡhoːpə/
Woordafbreking
  • hå·pe
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Nederduitse werkwoord hopen.
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
håpe
håpar
håpa
håpa
Klasse 1 zwak optioneel
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
håpe
håper
håpte
håpt
Klasse 2 zwak optioneel

Werkwoord

håpe

  1. overgankelijk hopen
Afgeleide begrippen
  • håpefull

Werkwoord

håpe

  1. overgankelijk hopen op
    «Vi håper på hjelp.»
    We hopen op hulp.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.