herausputzen

Duits

Woordafbreking
  • he·raus·put·zen
Woordherkomst en -opbouw
  • samenstelling van  heraus bw "uit (gebruikt als versterker)"  en  putzen ww "poetsen" 
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
herausputzen
putze heraus
(hat) herausgeputzt
zwak volledig scheidbaar

Werkwoord

herausputzen

  1. overgankelijk er bijzonder goed uit laten zien, oppoetsen, optuigen

sich herausputzen

  1. wederkerend zich opdoffen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.