hockeyde

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  hockeyde    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • hoc·key·de

Werkwoord

vervoeging van
hockeyen

hockeyde

  1. enkelvoud verleden tijd van hockeyen
    • Ik hockeyde. 
    • Jij hockeyde. 
    • Hij, zij, het hockeyde. 

Gangbaarheid

  • Het woord hockeyde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.