hockeyt

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  hockeyt    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • hoc·keyt

Werkwoord

vervoeging van
hockeyen

hockeyt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hockeyen
    • Jij hockeyt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hockeyen
    • Hij hockeyt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van hockeyen
    • Hockeyt! 

Gangbaarheid

  • Het woord hockeyt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.