hogen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: hogen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈhoɣə(n) / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- ho·gen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
hogen |
hoogde |
gehoogd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
hogen
- overgankelijk hoger maken; hoger doen worden
- overgankelijk (kunst) een afbeelding van hooglichten voorzien
Hyponiemen
- [1] afhogen, ophogen
Gangbaarheid
- Het woord hogen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hogen" herkend door:
58 % | van de Nederlanders; |
51 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.