hoor thuis

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  hoor thuis    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈhor ˈtœys/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • hoor thuis
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
thuishoren

hoor (…) thuis

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van thuishoren
    • Ik hoor thuis. 
  2. gebiedende wijs van thuishoren
    • Hoor thuis! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van thuishoren
    • Hoor je thuis? 

Gangbaarheid

  • Het woord hoor thuis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.