hospitaliseren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  hospitaliseren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • hos·pi·ta·li·se·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
hospitaliseren
hospitaliseerde
gehospitaliseerd
zwak -d volledig

Werkwoord

hospitaliseren [2]

  1. overgankelijk in een ziekenhuis opnemen
  2. onovergankelijk zo gewend zijn geraakt aan de verzorging in een ziekenhuis dat men zich daarbuiten nauwelijks kan handhaven
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord hospitaliseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.