huir

Spaans

Uitspraak
  • IPA: /uˈiɾ/
Woordafbreking
  • huir

Werkwoord

huir

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
huir
huía
huido
volledig
  1. onovergankelijk vluchten, ontsnappen, op de vlucht slaan
  2. (~ de) vluchten voor
  3. voorbij vliegen (van tijd)
  4. overgankelijk vluchten voor, ontvluchten, ontwijken
Synoniemen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.