ijshockeyde

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ijshockeyde    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ijs·hoc·key·de

Werkwoord

vervoeging van
ijshockeyen

ijshockeyde

  1. enkelvoud verleden tijd van ijshockeyen
    • Ik ijshockeyde. 
    • Jij ijshockeyde. 
    • Hij, zij, het ijshockeyde. 

Gangbaarheid

  • Het woord ijshockeyde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.