ijshockeyt

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ijshockeyt    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ijs·hoc·keyt

Werkwoord

vervoeging van
ijshockeyen

ijshockeyt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ijshockeyen
    • Jij ijshockeyt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ijshockeyen
    • Hij ijshockeyt. 
  3. verouderde gebiedende wijs meervoud van ijshockeyen
    • IJshockeyt! 

Gangbaarheid

  • Het woord ijshockeyt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.