immens

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  immens    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • im·mens
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘onmetelijk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1650 [1]
stellend
onverbogen immens
verbogen immense
partitief immens

Bijvoeglijk naamwoord

immens

  1. heel erg groot, groter dan de menselijke maat
    • De passagiers verdwaalden in de immense stationshal. 
Anagrammen

Gangbaarheid

  • Het woord immens staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.