immigreer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  immigreer    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • im·mi·greer

Werkwoord

vervoeging van
immigreren

immigreer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van immigreren
    • Ik immigreer. 
  2. gebiedende wijs van immigreren
    • Immigreer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van immigreren
    • Immigreer je? 

Gangbaarheid

  • Het woord immigreer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.