implanteert
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: implanteert (hulp, bestand)
Woordafbreking
- im·plan·teert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
implanteren |
implanteert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van implanteren
- Jij implanteert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van implanteren
- Hij implanteert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van implanteren
- Implanteert!
Gangbaarheid
- Het woord implanteert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.