impliciet

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  impliciet    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɪmpliˈsit/
Woordafbreking
  • im·pli·ciet
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘mede erin betrokken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1832 [1]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen implicietimplicieterimplicietst
verbogen implicieteimplicietereimplicietste
partitief implicietsimplicieters-

Bijvoeglijk naamwoord

impliciet

  1. niet uitdrukkelijk gezegd of erbij geschreven, maar wel in het gezegde of geschrevene opgesloten liggend
    • - In die tekst valt een impliciet verband te herkennen. 
    • - Volgens mij heeft heeft hij daarmee impliciet toegegeven dat hij zelf ook vindt dat hij een grove fout heeft gemaakt. 
Antoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord impliciet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.