imploderen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  imploderen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˌɪmploˈderə(n)/ (4 lettergrepen)
Woordafbreking
  • im·plo·de·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
imploderen
implodeerde
geïmplodeerd
zwak -d volledig

Werkwoord

imploderen

  1. ergatief in elkaar ploffen
    • Deze dewar is geïmplodeerd. 
Antoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord imploderen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.