infaam

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  infaam    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • in·faam
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘schandelijk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1542 [1]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen infaaminfamerinfaamst
verbogen infameinfamereinfaamste
partitief infaamsinfamers-

Bijvoeglijk naamwoord

infaam

  1. eerloos, snood; schandelijk

Bijwoord

infaam

  1. bijwoord van graad
    • Die plaatjes zijn infaam slecht getekend. 

Gangbaarheid

  • Het woord infaam staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
81 %van de Nederlanders;
64 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.