interferir

Spaans

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
interferir
interfería
interferido
volledig

Werkwoord

interferir

Woordafbreking
  • in·ter·fe·rir
  • onovergankelijk
  1. storen (radioverbindingen)
  2. (~ en) zich mengen in, zich bemoeien met
  • overgankelijk
  1. storen (radioverbindingen)
  2. hinderen, verstoren
Synoniemen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.