hinderen

Nederlands

naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
hinderenhinderend
hindernisgehinderd
hinderhinderlijk
Uitspraak
  • Geluid:  hinderen    (hulp, bestand)
  • IPA: /'ɦɪndərə(n)/
Woordafbreking
  • hin·de·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
hinderen
/'ɦɪndərə(n)/
hinderde
/'ɦɪndərdə/
gehinderd
/ɣə'ɦɪndərt/
zwak -d volledig

Werkwoord

hinderen

  1. overgankelijk de voortgang verstoren
  2. overgankelijk iets of iemand storen in zijn/haar bezigheden
Synoniemen
Antoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord hinderen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.