japen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  japen    (hulp, bestand)
  • IPA: /'japə(n)/
Woordafbreking
  • ja·pen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
japen
jaapte
gejaapt
zwak -t volledig

Werkwoord

japen

  1. overgankelijk heftig uithalen met een mes of ander scherp voorwerp
    • Hij jaapte zijn tegenstander in het gezicht en veroorzaakte zo een lelijk litteken. 
Hyponiemen
  • afjapen

Zelfstandig naamwoord

dejapenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord jaap

Gangbaarheid

  • Het woord japen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
65 %van de Nederlanders;
46 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.