jeuzel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  jeuzel    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • jeu·zel

Werkwoord

vervoeging van
jeuzelen

jeuzel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jeuzelen
    • Ik jeuzel. 
  2. gebiedende wijs van jeuzelen
    • Jeuzel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jeuzelen
    • Jeuzel je? 

Gangbaarheid

  • Het woord jeuzel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.