joelen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  joelen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈjulə(n)/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • joe·len
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘zich luidruchtig gedragen’ voor het eerst aangetroffen in 1648 [1]
  • Klanknabootsend; andere vormen in de 16 en 17e eeuw waren jolen en juilen. Er is geen verband met het joel- in joelfeest.[2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
joelen
joelde
gejoeld
zwak -d volledig

Werkwoord

joelen

  1. inergatief luidkeels van afkeuring blijkgeven; meestal gezegd van een groep mensen
    • De joelende betogers lieten de zool van hun schoen zien als blijk van grote minachting. 


Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord joelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
92 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.