jugar

Spaans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • ju·gar
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Latijnse iocare.
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
jugar
jugaba
jugado
volledig

Werkwoord

jugar

  1. onovergankelijk gokken, spelen
  2. overgankelijk spelen
  3. uitspelen, verspelen
    «Juegas el juego.»
    Hij speelt het spel.

Verwijzingen

    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.