justificeren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  justificeren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • jus·ti·fi·ce·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘rechtvaardigen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1499 [1] [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
justificeren
justificeerde
gejustificeerd
zwak -d volledig

Werkwoord

justificeren [3]

  1. overgankelijk rechtvaardigen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord justificeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.