juveniel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  juveniel    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ju·ve·niel
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘jeugdig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1952 [1]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen juvenieljuvenielerjuvenielst
verbogen juvenielejuvenielerejuvenielste
partitief juvenielsjuvenielers-

Bijvoeglijk naamwoord

juveniel

  1. (medisch) met betrekking tot de jeugd
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord juveniel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
72 %van de Nederlanders;
68 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.