kaakt

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kaakt    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • kaakt

Werkwoord

vervoeging van
kaken

kaakt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kaken
    • Jij kaakt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kaken
    • Hij kaakt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van kaken
    • Kaakt! 

Gangbaarheid

  • Het woord kaakt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.