kaakte

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kaakte    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • kaak·te

Werkwoord

vervoeging van
kaken

kaakte

  1. enkelvoud verleden tijd van kaken
    • Ik kaakte. 
    • Jij kaakte. 
    • Hij, zij, het kaakte. 

Gangbaarheid

  • Het woord kaakte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.