kaden

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kaden    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ka·den
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
kaden
kaadde
gekaad
zwak -d volledig

Werkwoord

kaden

  1. overgankelijk een oever van een kade voorzien
    • Simpele polderjongens hebben de dijken opgeworpen, gedempt en gegraven, gekaad en gepolderd, [kortom] het harde, zware werk gedaan.[1] 

Zelfstandig naamwoord

dekadenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord kade
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord kaden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
64 %van de Nederlanders;
60 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Meer informatie

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.