kaderen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kaderen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ka·de·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
kaderen
kaderde
gekaderd
zwak -d volledig

Werkwoord

kaderen

  1. inkaderen
    • Het schilderij werd ingekaderd. 
  2. in het grote geheel laten passen
    • De wildebras liet zich niet kaderen. 

Gangbaarheid

  • Het woord kaderen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.