kazen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kazen    (hulp, bestand)
  • IPA: /'ka:zə(n)/
Woordafbreking
  • ka·zen

Zelfstandig naamwoord

dekazenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord kaas
     Tijdens deze tochten kun je elke avond in een van de Italiaanse berghutten slapen met voortreffelijk Italiaans eten en met een keuze uit 25 lokale kazen voor in je lunchpakket.[1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
kazen
/'kaːzə(n)/
kaasde
/'kaːsdə/
gekaasd
/ɣə'kaːst/
zwak -d volledig

Werkwoord

kazen

  1. (verouderd) dik worden, aankomen[2]
  2. kaas maken
Hyponiemen

Gangbaarheid

  • Het woord kazen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  2. "Kazen" in het Nieuw Volledig Zakwoordenboek der Nederlandsche Taal (1864), p. 160.
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Meer informatie

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.