keggen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  keggen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈkɛɣə(n)/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • keg·gen
Woordherkomst en -opbouw
  • ww: afgeleid van  keg zn  met het achtervoegsel -en [1]
  • zn:  keg zn  of  kegge zn  met de uitgang -en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
keggen
kegde
gekegd
zwak -d volledig

Werkwoord

keggen

  1. met een wig uit elkaar duwen of vastklemmen
     Houten balken versplinterden onmiddellijk zodra men probeerde de lading te keggen of vast te zetten.[2]

Zelfstandig naamwoord

dekeggenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord keg
  2. meervoud van het zelfstandig naamwoord kegge

Gangbaarheid

  • Het woord keggen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
42 %van de Nederlanders;
28 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Weblink bron
    Raad voor de Scheepvaart
    Uitspraak inzake het schuiven van een lading aluminium ingots/slabs, van het Nederlandse vrachtschip "Bakengracht", waardoor een noodhaven moest worden aangelopen. (12 januari 1999) in: Nederlandse Staatscourant, nr. 18 (bijvoegsel 1) (27 januari 1999), p. 4
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.