kietelaars

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kietelaars    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈkiteˌlars/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • kie·te·laars
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

dekietelaarsmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord kietelaar
     En je weet dat ik niet tegen nieuwe gezichten kan. Laat staan nieuwe armen en benen, nieuwe borsten, tepels, buiken, schaamharen, kleine en grote schaamlippen, kietelaars, tenen... Herkenning is voor mij het begin van alle plezier.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord kietelaars staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron Holografie in: Maatstaf., jrg 20 nr. 1 (mei 1972), De Arbeiderspers, Amsterdam, p. 49/50
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.