klitten

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  klitten    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • klit·ten
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
klitten
klitte
geklit
zwak -t volledig

Werkwoord

klitten

  1. inergatief vastklampen, plakken
    • De vriendinnen klitten altijd samen op het schoolplein 
  2. overgankelijk van klitten ontdoen

Werkwoord

vervoeging van
klitten

klitten

  1. meervoud verleden tijd van klitten
    • Wij klitten. 
    • Jullie klitten. 
    • Zij klitten. 

Zelfstandig naamwoord

deklittenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord klit

Gangbaarheid

  • Het woord klitten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈklitən /
Woordafbreking
  • klit·ten
Naar frequentie zeldzaam

Zelfstandig naamwoord

klitten

  1. nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van klitt
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.