knowhow

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  knowhow    (hulp, bestand)
  • IPA: /'noɦɑʊ̯/
Woordafbreking
  • know·how
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘vakkennis, deskundigheid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1968 [1][2]

Zelfstandig naamwoord

deknowhowm

  1. de kennis en vaardigheid om tot iets in staat te zijn
    • Wij hebben de knowhow om uw juridische problemen op te lossen. 

Gangbaarheid

  • Het woord knowhow staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
85 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Engels

  • Geluid:
  • IPA:

Zelfstandig naamwoord

knowhow

  1. knowhow
Schrijfwijzen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.