kokhalzen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kokhalzen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈkɔkhɑlzə(n)/ (3 lettergrepen)
naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
kokhalzenkokhalzend
gekokhals
Woordafbreking
  • kok·hal·zen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘op het punt staan te braken’ voor het eerst aangetroffen in 1802 [1]
  • Samenstellende afleiding van kok (klanknabootsing) en hals met het achtervoegsel -en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
kokhalzen
kokhalsde
gekokhalsd
zwak -d volledig

Werkwoord

kokhalzen

  1. inergatief bijna moeten overgeven als reactie iets wat misselijkheid veroorzaakt of iets wat in de keel steekt
    • Ook de journalisten die getuige waren van de gebeurtenissen op de campus van UC Davis kokhalsden van de pepperspray. 
  2. inergatief (figuurlijk) walgen
    • Hij kokhalst van het slaafse gedrag van zijn collega's. 

Gangbaarheid

  • Het woord kokhalzen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.