krank
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: krank (hulp, bestand)
- IPA: /krɑŋk/
Woordafbreking
- krank
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | krank | kranker | krankst |
verbogen | kranke | krankere | krankste |
partitief | kranks | krankers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
krank
- doodziek
- Een oude pastoor die had een koe, doch zij werd krank en ik weet niet hoe.
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord krank staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "krank" herkend door:
65 % | van de Nederlanders; |
62 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Duits
Uitspraak
- Geluid: krank (hulp, bestand)
- IPA: /kʁaŋk/
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
krank | kränker | am kränkesten |
alle verbuigingsvormen |
Bijvoeglijk naamwoord
krank
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.