krank

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  krank    (hulp, bestand)
  • IPA: /krɑŋk/
Woordafbreking
  • krank
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen krankkrankerkrankst
verbogen krankekrankerekrankste
partitief krankskrankers-

Bijvoeglijk naamwoord

krank

  1. doodziek
    • Een oude pastoor die had een koe, doch zij werd krank en ik weet niet hoe. 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord krank staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
65 %van de Nederlanders;
62 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Duits

Uitspraak
  • Geluid:  krank    (hulp, bestand)
  • IPA: /kʁaŋk/
stellend vergrotend overtreffend
krank
kränker
am kränkesten
alle verbuigingsvormen

Bijvoeglijk naamwoord

krank

  1. ziek
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.