kreuken

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kreuken    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • kreu·ken
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘vouwen maken’ voor het eerst aangetroffen in 1220 [1]
  • afgeleid van kreuk met het achtervoegsel -en [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
kreuken
kreukte
gekreukt
zwak -t volledig

Werkwoord

kreuken

  1. overgankelijk het aanbrengen van min of meer permanente vouwtjes in een glad oppervlak
    • De bladzijde werd door dat baldadige mispunt helemaal gekreukt. 
  2. ergatief gekreukt raken
    • Die linnen jurk is erg mooi, maar kreukt altijd verschrikkelijk. 
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

dekreukenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord kreuk

Gangbaarheid

  • Het woord kreuken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.